Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor vraagt om goede kennis. Die kennis moet vooral ook gericht zijn op de verschillende taken die het vervoer over het spoor met zich mee brengt. In dit artikel kijken we specifiek naar de vervoerder en de belader.
De vervoerder, die de gevaarlijke goederen op de plaats van vertrek aanneemt, moet in het kader van sectie 1.4.1 van de RID in het bijzonder:
a) controleren of de te vervoeren gevaarlijke goederen overeenkomstig het RID ten vervoer zijn toegelaten;
b) zich ervan vergewissen dat alle informatie voorgeschreven in het RID met betrekking tot de te vervoeren gevaarlijke goederen door de afzender is verschaft vóór het vervoer, dat de voorgeschreven documentatie bij het vervoersdocument is gevoegd, of indien elektronische gegevensverwerking (EDP) of elektronische gegevensuitwisselingstechnieken (EDI) worden gebruikt in plaats van papieren documentatie, dat de gegevens tijdens het vervoer beschikbaar zijn op een wijze die ten minste gelijkwaardig is aan die van papieren documentatie;
c) door middel van een visuele controle vaststellen dat de wagens en de lading geen duidelijke gebreken, geen lekkage of scheuren vertonen, dat geen uitrustingsdelen ontbreken, enz.;
d) zich ervan vergewissen dat bij reservoirwagens, batterijwagens, wagens met afneembare tanks, transporttanks, tankcontainers en MEGC’s de uiterste datum voor de volgende inspectie niet is overschreden;
Opmerking: Tanks, batterijwagens en MEGC’s mogen echter worden vervoerd na het verstrijken van deze uiterste datum onder de voorwaarden van 4.1.6.10 (in het geval van batterijwagens en MEGC’s met drukhouders als elementen), 4.2.4.4, 4.3.2.3.7, 4.3.2.4.4, 6.7.2.19.6, 6.7.3.15.6 of 6.7.4.14.6.
e) controleren, of de wagens niet zijn overbeladen;
f) zich ervan vergewissen dat de voor de wagens in hoofdstuk 5.3 voorgeschreven grote etiketten, merktekens en oranje borden zijn aangebracht;
g) zich ervan vergewissen dat de uitrusting voorgeschreven in de schriftelijke instructies in de cabine van de machinist aanwezig is.
Dit moet worden gedaan aan de hand van de vervoersdocumenten en de begeleidende documenten, door een visuele controle van de wagen of de containers en eventueel van de lading
De belader moet:
a) mag gevaarlijke goederen slechts aan de vervoerder aanbieden, indien zij volgens het RID vervoerd mogen worden;
b) moet bij het aanbieden ten vervoer van verpakte gevaarlijke goederen of van ongereinigde lege verpakkingen controleren of de verpakking is beschadigd. Hij mag een collo, waarvan de verpakking is beschadigd, in het bijzonder wanneer deze lekt, zodat de gevaarlijke stof naar buiten komt of kan komen, slechts ten vervoer aanbieden nadat het gebrek is opgeheven; hetzelfde geldt voor ongereinigde lege verpakkingen;
c) moet de bijzondere voorschriften voor het laden en de behandeling naleven;
d) moet wanneer hij de gevaarlijke goederen rechtstreeks aan de vervoerder ten vervoer aanbiedt, de voorschriften voor het op de wagen of grote container aanbrengen van grote etiketten, merktekens en oranje borden van hoofdstuk 5.3 naleven;
e) moet bij het laden van colli de samenladingsverboden naleven, daarbij tevens rekening houdend met gevaarlijke goederen die zich reeds in de wagen of de grote container bevinden. Voorts moet hij de voorschriften voor de scheiding van levensmiddelen, genotmiddelen of voer voor dieren naleven.
Bent u op zoek naar een RID Veiligheidsadviseur? Wij kunnen uw RID Veiligheidsadviseur functie invullen. Neem contact op.
by